Home
Interviews
Over de auteur
Bestellen


D E _ O N E I N D I G E _ O O R L O G
d o o r _ S t a n _ v a n _ H o u c k e


Interview met Tim Williams

“Het enige dat wij kunnen doen is ons werk blijven verrichten, opdat later niemand kan zeggen van niets te hebben geweten.”

Dr. Tim Williams, is werkzaam als Field Support Officer bij OCHO, het VN Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Zaken, in bezet Palestijns gebied. Het hoofdkantoor is gevestigd in Jeruzalem. De medewerkers verzamelen en analyseren de gegevens van veldwerkers in Nabloes, Jeruzalem, Ramallah en omgeving, Hebron en de Gaza Strook. Werkte eerder als klinisch psycholoog voor Artsen zonder Grenzen in Nabloes. Williams geeft me meteen een dikke informatiemap en grote gedetailleerde kaarten.

‘Na de advisory opinion van het Internationaal Gerechtshof in Den Haag waarbij vastgesteld werd dat de muur en de joodse nederzettingen op de Westbank volgens het internationaal recht illegaal zijn, ben ik nu, samen met anderen, al drie jaar bezig met een onderzoek naar de gevolgen van de afscheiding. Eind augustus 2007 hebben we een uitgebreid rapport gepubliceerd over de impact van de joodse nederzettingen en de daaraan verbonden infrastructuur op de humanitaire situatie op de Westbank. Economisch gezien neemt de armoede snel toe onder de Palestijnen hier en in een nog sneller tempo in de Gaza Strook. Het economische leven op de Westbank en vooral ook Gaza stort momenteel ineen, winkels, bedrijven, banken, enzovoorts bezwijken onder de druk van de bezetting en de westerse sancties. 1,8 miljoen Palestijnen in bezet gebied krijgen voedselhulp, dus bijna 50 procent van de bevolking. De Gaza Strook dat altijd een gebied was dat landbouw producten exporteerde, kan nu niets meer exporteren. En hoewel de prijzen van de landbouwproducten erg laag zijn, hebben de meeste Palestijnen geen geld om ze te kopen.’

De Informatiemap. Uit officiële cijfers van OCHA blijkt ook het volgende: sinds het begin van de tweede intifada in september 2000 zijn er meer dan 4 keer zoveel Palestijnen gedood dan Israëli’s, waarbij wordt geconstateerd dat dit verschil blijft stijgen. In bijvoorbeeld 2007 telde men voor elke Israëlische dode 25 Palestijnse doden, terwijl in 2002 de ratio 1 op tweeënhalf was. Dat verschil is momenteel onder kinderen nog veel groter. Zo werden in 2006 volgens Defence for Children International 124 Palestijnse kinderen in de bezette gebieden door leger of kolonisten gedood. In datzelfde jaar werd geen enkel Israëlisch kind gedood als gevolg van het conflict. 31 procent van de gedode Palestijnse kinderen was onder de twaalf jaar, 8 procent hoger dan het jaar daarvoor. De overgrote meerderheid van hen stierf als gevolg van verwondingen aan het hoofd, borst of meer dan één plaats. Israël schendt daarmee op grote schaal onder andere de VN Conventie over de Rechten van het Kind, die het heeft ondertekend. Sinds 2000 zijn er meer dan zeven keer zoveel Palestijnse kinderen gedood dan Israëlische. Slechts een enkeling onder de daders is vervolgd voor de dood van burgers. Het weigeren om een onderzoek in te stellen naar de dood van kinderen en het niet vervolgen van daders betekent een gebrek aan verantwoording afleggen, waardoor een cultuur van straffeloosheid is ontstaan, zo stelt ook Defence for Children. Al in juni 2005 publiceerde Human Rights Watch een rapport met als titel: ‘’Het promoten van Straffeloosheid. Het nalaten van de Israëlische strijdkrachten om wandaden te onderzoeken.’’ Volgens deze internationale mensenrechtenorganisatie werd het Israëlisch beleid ‘‘gekarakteriseerd door niet optreden en in de doofpot stoppen.’’ Een van de voorbeelden uit het rapport is de zaak van het 13-jarige schoolmeisje Iman Darweesh Al Hams, die op 5 oktober 2004 bij Rafah in het grensgebied van de Gaza Strook werd gedood door 17 kogels, waarvan vijf in haar hoofd. De soldaten van de Givati Brigade identificeerden voorafgaand aan de schietpartij Iman als ‘een meisje, ongeveer 10 jaar oud’ die ‘doodsbang’ was. Naderhand verklaarde de compagnies commandant, die opdracht had gegeven het meisje dood te schieten: ‘‘Een ieder die zich in de zone beweegt, zelfs als het een 3 jaar oud jongetje is, moet gedood worden.’’ Op 15 november 2005 sprak een militair tribunaal de commandant vrij van alle aanklachten. Eerder al had de legerleiding geoordeeld dat ‘’kapitein R.’’ geen enkele wandaad had begaan en dat er geen bewijs was van onethisch gedrag. Desgevraagd lieten de Israëlische strijdkrachten Human Rights Watch weten dat minder dan vijf procent van de zaken waarbij Palestijnse burgers werden gedood, was onderzocht. In de periode september 2000 tot november 2004 werden 1600 Palestijnse burgers gedood die niet betrokken waren bij vijandelijkheden, onder hen waren tenminste 500 kinderen. In die hele periode zijn slechts twee soldaten veroordeeld voor geweld. Zo werd in mei 2004 de officier Zvi Koretzki veroordeeld wegens het doodschieten van de 16-jarige Mohammed Ali Zaid. Hij kreeg twee maanden gevangenisstraf. Ter vergelijking: Israëlische gewetensbezwaarden die weigeren in de strijdkrachten te dienen, worden tot 12 maanden gevangenisstraf veroordeeld. Human Rights Watch wijst erop, net als Amnesty International, dat het hier ernstige schendingen zijn van het internationaal recht. De Palestijnen in bezet gebied worden beschermd door bepalingen zoals die zijn neergelegd in het oorlogsrecht en de Vierde Geneefse Conventie, geratificeerd door Israël. Het gaat hier niet alleen om Palestijnse doden maar ook om de vele tienduizenden gewonden, van wie een aanzienlijk deel verminkt door het verdere leven zal gaan.

De muur is een schending van het internationaal recht, maar wat daar achter gebeurt is een zo mogelijk nog grootschaliger schending van het recht. Al in mei 2006 schreef OCHA over de ‘‘Territoriale Fragmentatie van de Westbank. De mogelijkheid van Palestijnen om zich op de Westbank te verplaatsen is significant verslechterd… Een combinatie van controleposten, fysieke obstakels en een vergunningensysteem heeft de Westbank, naast Oost Jeruzalem, in feite opgedeeld in drie van elkaar gescheiden gebieden. Binnen deze gebieden zijn nog meer enclaves gecreëerd – eveneens omzoomd door controleposten en wegversperringen – dat ertoe geleid heeft dat elke Palestijnse gemeenschap geïsoleerd is van de andere. De Jordaan Vallei is praktisch afgesloten voor de Palestijnen van de Westbank. En in het afgelopen jaar zijn in toenemende mate minder Palestijnen in staat geweest een vergunning te verkrijgen voor een bezoek aan ‘gesloten gebieden’ – land ten westen van de West Bank barrière. Beperkingen van de bewegingsvrijheid zijn de belangrijkste oorzaak van het Palestijns economisch verval... de privé sector berust op de vrije verplaatsing van goederen en werknemers – beide zijn de afgelopen zes maanden in hoge mate beknot door de nieuwe beperkingen in de Westbank. Ingezetenen van de Westbank worden op alle gebieden van het alledaagse leven geconfronteerd met problemen, vanaf het bezoeken van een ziekenhuis of familie tot aan het eenvoudigweg doen van inkopen. De stedelijke centra Nabloes, Ramallah, Hebron, Oost Jeruzalem zijn moeilijker te bereiken… Jenin en Tulkarm zijn afgesneden van de toegang tot het zuiden naar Nabloes. Geen inwoner van Jenin mocht sinds december 2005 naar Nabloes reizen. De stad Nabloes verschaft essentiële diensten en werkgelegenheid, waaronder specialistische medische hulp en universitair onderwijs aan Palestijnen die in het noorden wonen. Vergunningen en restricties bij de controleposten hebben de bewoners van de Westbank geïsoleerd van Oost Jeruzalem dat gezondheidsvoorzieningen en onderwijs verschaft en tevens het centrum is van het religieuze en culturele leven van de Westbank… Jericho wordt in toenemende mate gescheiden van de Westbank, en de rest van de Jordaan Vallei. Een greppel omringt de stad aan drie zijden en beperkingen bij controleposten hebben de handel en het toerisme ondermijnd. Handelsroutes vanuit het noorden van de Westbank naar Nabloes en verder naar het zuiden of naar de Jordaan Vallei zijn afgesneden voor de ingezetenen van het noorden. Verkopers van bederfelijke producten zoals groenten en fruit hebben geen toegang tot markten. De verkoop van landbouwproducten is bijzonder belangrijk geworden en is een van de weinige economische alternatieven voor het groeiende aantal werklozen, dat voorheen in Israël werkte. Goederen die vanuit Hebron en Bethlehem naar het noorden vervoerd worden, moeten over wegen die langer en slechter van kwaliteit zijn. Ze moeten tevens langs de onvoorspelbare controleposten ten oosten van Jeruzalem waar het oponthoud aanzienlijke kosten veroorzaken. De markten in Oost Jeruzalem zijn afgesneden van de rest van de Westbank…’

1 | 2 | 3 | 4 | 5